- gerade
- gerade1〈bijvoeglijk naamwoord〉1 recht2 rondborstig, eerlijk ⇒ open, oprecht3 rechtop ⇒ recht, overeind4 precies, juist5 〈wiskunde〉even ⇒ paar♦voorbeelden:1 in gerader Richtung • rechtdoor, rechtuitetwas gerade biegen • iets rechtbuigenetwas gerade richten • iets rechtmaken, reparerengerade stehen • (recht) staan3 eine gerade Haltung • een rechte houding4 das gerade Gegenteil • precies het tegenovergestelde5 eine gerade Zahl • een even getal————————gerade2〈bijwoord〉1 net, juist ⇒ pas; nauwelijks, amper2 vlak, recht ⇒ direct, meteen3 bepaald4 〈informeel〉even(tjes)5 〈informeel〉zeker ⇒ juist (wel)♦voorbeelden:1 das fehlt gerade noch! • dat ontbreekt er nog maar aan!in einer Stunde schreibt er gerade eine Seite • in één uur (tijd) schrijft hij amper één bladzijdedas ist es ja gerade! • dat is het hem nou juist, nou net!das kommt gerade recht • dat komt net goed uit, van pas2 gerade um die Ecke • vlak om de hoekgerade gegenüber • recht tegenover3 nicht gerade angenehm • (nou) niet bepaald aangenaam
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch. 2015.